Veiligheidsuitrusting voor auto's Gevarendriehoek
Brandblusser
Verbandtrommel
Reflectievest
Veiligheidsuitrusting voor fietsers Wit/geel voorlicht en rood achterlicht Trikes en quads: Witte reflectoren vóór en rode reflectoren achter
Werkende remmen
Bestuurders moeten op de autosnelweg en op andere wegen waar stoppen en parkeren is verboden, buiten de auto een reflectievest dragen.
Beschermende kleding Motorrijders en -passagiers moeten handschoenen dragen, een jas met lange mouwen en broek of een motoroverall en laarzen of halfhoge laarzen die de enkels beschermen.
Ritsen Bij stilstaand of langzaam rijdend verkeer door een wegversmalling moeten bestuurders op de rijstrook die ophoudt te bestaan of gestremd is, invoegen vlak voor de wegversmalling. Elke bestuurders op de andere rijstrook moet vlak voor de wegversmalling voorrang verlenen aan één invoegende bestuurder.
Inhaalverbod Voor bestuurders van voertuigen en trekkers met oplegger met een maximale toegelaten massa (MTM) van meer dan 7,5 ton op autosnelwegen, autowegen en wegen met ten minste vier rijstroken, met of zonder middenberm bij regen, sneeuw of andere vormen van neerslag.
Inhalen in de file Bij stilstaand of langzaam rijdend verkeer mogen motorrijders tussen twee files door rijden. Ze mogen dan niet sneller rijden dan 50 km/u en het snelheidsverschil met de overige voertuigen mag niet groter zijn dan 20 km/u. Op autosnelwegen en autowegen dient deze vorm van inhalen op de twee meest links gelegen rijstroken gebeuren.